Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 30-05-2019

Bodemloos

betekenis & definitie

bn.,

1. eig. van vaten, manden, kisten enz.: zonder bodem, van onderen open; meestal fig.: een bodemloze mand, gewoonlijk een vat, die nooit gevuld kunnen worden, in het bijzonder gezegd van een altijd lege geldkist; vat der Danaïden: onuitvoerbare zaak, onmogelijk werk; een vat vullen, een onbereikbaar doel vruchteloos najagen; hij is een bodemloos vat, iemand die alles opmaakt; een bodemloze put, gezegd van zaken waaraan veel geld verkwist wordt;
2. (van een afgrond, de zee) onpeilbaar diep;
3. (van begeerten) onverzadelijk.

< >