v., wetenschap die handelt over de bodem.
De bodemkunde bestudeert de bodem voorzover deze door bodemvormende processen is veranderd of voorzover deze de plantengroei beïnvloedt. Een van de takken van de bodemkunde is de veldbodemkunde, die de bodem in zijn natuurlijke ligging in het terrein bestudeert. De natuurkundige eigenschappen van de bodem, zoals korrelgrootteverdeling (zie textuur), de structuur, de water-, lucht- en warmtehuishouding, behoren tot de bodemfysica, die ook raakvlakken heeft met de grondbewerking en de grondmechanica. De bodemchemie (landbouwscheikunde) houdt zich voornamelijk met vruchtbaarheidsvraagstukken bezig, de bodemmineralogie met de samenstelling van het minerale deel van de grond. Het leven in de grond, van bacteriën en schimmels tot wormen en mollen, is het terrein van de bodembiologie. De micropedologie heeft door de microscopische bestudering van de bodem in zijn natuurlijke ligging het inzicht in het wezenlijke van veel verschijnselen o.a. op het gebied van de structuur, de fysica en de biologie van de bodem verdiept.