Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 30-05-2019

Bloedtransfusie

betekenis & definitie

v. (-s), in de geneeskunde en ook wel in de diergeneeskunde het overbrengen van bloed van de ene bloedbaan in de andere.

Al vele eeuwen lang heeft men geëxperimenteerd met bloedtransfusies, maar pas na de ontdekking van de bloedgroepen door Landsteiner in 1900 kon men met succes bloedtransfusies toepassen. Alleen wanneer het bloed van de donor (bloedgever) compatibel (verenigbaar) is met dat van de ontvanger, voorkomt men de agglutinatie van de rode cellen in de bloedsomloop van de ontvanger. Om ernstige reacties te voorkomen is het essentieel, dat aan iedere bloedtransfusie de bloedgroepbepaling en de zgn. kruisproef vooraf gaan. Normaal stolt het afgenomen bloed na ongeveer 10 min. De toevoeging in 1915 van het citroenzure zout van natrium aan het donorbloed, dat de stolling voorkomt, was dan ook een grote vooruitgang. Door de toevoeging van de bewaarvloeistof ACD (acidcitrate dextrose = zuurcitraat en glucose) is het bloed niet alleen onstolbaar gemaakt, maar ook bij 4°C houdbaar gedurende max. drie weken.

In veel gevallen is het niet direct noodzakelijk, dat men transfusies geeft met volledig bloed. Soms krijgt men betere resultaten, als er alleen rode bloedcellen worden gegeven. Dit kan uit vol bloed worden bereid. Andere produkten die men uit vol bloed kan winnen, zijn bloedplaatjes, toe te passen bij een tekort hiervan, witte bloedcellen bij een tekort aan witte cellen en plasma, dat vaak in eerste instantie bij de bestrijding van shock wordt gebruikt.

Uit plasma kunnen weer allerlei produkten worden gemaakt, die alle hun eigen toepassingsgebied hebben. Albumine wordt eveneens gebruikt o.a. bij de shockbestrijding. Cryoprecipitaat, een preparaat dat rijk is aan bloedstollingsfactor VIII, wordt toegepast bij hemofilie A (bloederziekte). Het zgn. vier-factorenconcentraat, dat de bloedstollingsfactoren II, VII, IX en X bevat, wordt onder meer toegepast bij hemofilie B of bij patiënten, die te veel van de ontstollingsmiddelen van de cumarinegroep hebben gekregen.

< >