v. (-en), verlamming van de gladde spieren in de wand en van de sluitspier om de uitgang van de blaas.
De blaasverlamming kan ontstaan bij verschillende neurologische ziekten en na een ongeval waardoor het ruggemerg ernstig beschadigd is en het centrum van de zenuwverzorging van de blaas is uitgeschakeld. Een eerste gevolg is dat de urine niet kan worden opgehouden en voortdurend afloopt (incontinentie). Een tweede gevolg is dat de slappe blaas zich niet volkomen kan ontledigen waardoor er steeds wat urine achterblijft. Ter behandeling van beide nadelige gevolgen zal de patiënt veelal een catheter krijgen of alleen een uitwendig urinereceptaculum. De urine wordt gemakkelijk geïnfecteerd waardoor er kans is op ontwikkeling van blaasstenen.