m. (-nen), in de traditionele spraakkunst de gebruikelijke term voor een van een hoofdzin afhankelijke, ondergeschikte zin.
In de samengestelde zin als het regent, ga ik uit, is als het regent bijzin en ga ik uit hoofdzin. Soms, maar lang niet altijd, wordt een bijzin gekenmerkt door de aanwezigheid in eerste positie van een voegwoord (als het regent, ga ik uit; vergelijk echter: regent het, dan ga ik uit). Dat een bijzin als een soort zin beschouwd wordt, berust op de omstandigheid dat daarin, evenals in de hoofdzin, een onderwerp en een gezegde aanwezig zijn; zo bevat de bijzin in de samengestelde zin als de kinderen thuis zijn, ga ik uit, het onderwerp de kinderen en het gezegde zijn thuis.