m. (-s),
1. iemand die op bezoek, visite komt: er mogen niet meer dan drie bezoekers bij de patiënt; iemand die zich naar de genoemde plaats begeven heeft om te zien, te horen enz.: de bezoekers van de tentoonstelling; (m.n. iemand) die geregeld ergens komt: de bezoekers van de beurs.