(bevroor en bevroos, heeft en is bevroren, bevrozen),
1. (onoverg.) van de vloeibare tot de vaste toestand overgaan door verlaging van de gewone temperatuur: het water is bevroren; kwikzilver laten—; (overg.) in genoemde toestand doen overgaan;
2. onder invloed van vorst op enige wijze verandering (doen) ondergaan: het vlees, de vis is bevroren; zijn neus is bevroren; die aardappelen zijn bevroren; vlees bevriezen om het te conserveren; die planten zijn bevroren, doodgevroren; het gas, de gasmeter is bevroren, de gastoevoer is belemmerd door dichtvriezen van de buizen; het is hier om te het is hier geweldig koud; ik ben half bevroren, door en door koud; (fig.) stijf worden, zijn beweeglijkheid van geest of gemoed verliezen: de volgehouden koelheid van zijn toon deed ook mij spoedig bevriezen; de kinderbijslag tot aan het derde kind -, (tijdelijke) maatregel die inhoudt dat de kinderbijslag voor de beide eerste kinderen op hetzelfde niveau gehouden wordt, terwijl die voor volgende kinderen de periodieke verhogingen ter compensatie van de inflatie blijven krijgen; . aan de oppervlakte met een dun ijslaagje bedekt worden; over de bevroren sneeuw lopen; de ruiten zijn bevroren, er staan bloemen op.