v./m. (-fen), stof die, toegevoegd aan specie of beton, een of meer eigenschappen daarvan helpt voldoen aan speciale eisen.
Betonhulpstoffen worden, meestal in vloeibare vorm en in kleine, nauwkeurig vastgestelde hoeveelheden, aan betonspecie toegevoegd.
1. De waterreducerende betonhulpstoffen of plastificeerden worden het meest toegepast. Allerlei eigenschappen van beton worden gunstig beïnvloed door een lage water-cementfactor van de betonspecie. De plastificeerders verbeteren bij gelijkblijvende water-cementfactor de verwerkbaarheid.
2. Beton bevat bij normale verdichting nog ca. 1 % lucht. In verband met de vorstbestendigheid van beton is het soms gewenst dit luchtgehalte op te voeren tot 4—5 %, hetgeen door toevoeging van een luchtbelvormer kan worden teweeggebracht.
3. Bindingsvertragers kunnen nodig zijn in de zomer bij hoge temperaturen, als bij het storten van grote hoeveelheden betonspecie de stortsnelheid van een bepaald onderdeel achter zou blijven bij de bindtijd. Omdat dan verse specie zou komen op reeds gedeeltelijk gebonden specie, zouden stortnaden ontstaan en dus geen homogene massa.
4. Verhardings- of bindingsversnellers worden gebruikt als in de winter bij lage temperaturen de verharding moet worden gestimuleerd.
Litt. Betonvereniging te Zoetermeer, CUR-rapport 31 (1971).