o. (-en), chemische verbinding waarmee ziekten, plagen en onkruiden bestreden worden.
De bestrijdingsmiddelen omvatten stoffen die werkzaam zijn tegen insekten (insekticiden), mijten (acariciden), aaltjes (nematiciden), schimmels (fungiciden), bacteriën (bactericiden) en onkruiden (herbiciden).
Verder zijn er middelen tot wering of bestrijding van knaagdieren, vogels, wild, slakken enz. De meeste toegepaste middelen doden het te bestrijden organisme of remmen het in zijn ontwikkeling; sommige preparaten hebben een afschrikkende werking (repellent).
Toepassing van bestrijdingsmiddelen vindt voornamelijk plaats door aanbrengen in of op de grond, ontsmetten van zaaizaad en pootgoed, spuiten, stuiven of vernevelen op het gewas te velde of door behandeling van het geoogste produkt. Bij de behandeling van grond, zaaizaad, pootgoed en geoogst produkt gaat het meestal om het uitschakelen van de aanwezige ziekteverwekkers, maar behandeling van bovengrondse plantedelen was tot voor kort nagenoeg geheel van preventieve aard. Ter bestrijding van insekten en mijten zijn vroeger arsenicumverbindingen en stoffen van plantaardige oorsprong veel toegepast. Later zijn synthetische organische verbindingen naar voren gekomen, m.n. organische fosforzuurverbindingen (parathion, malathion e.a.) en gechloreerde koolwaterstoffen (aldrin, diëldrin e.a.). De oudere middelen ter bestrijding van schimmel- en bacterieziekten (zwavel- en koperverbindingen) zijn verdrongen door de synthetische organische fungiciden (dithiocarbamaten, captan en verwante verbindingen, dinitro-alkylfenolen en organische tinverbindingen). Voor de ontsmetting van zaaizaad worden vooral organische kwikverbindingen en dithiocarbamaten gebruikt.
Met deze middelen echter kunnen de ziekteverwekkers niet meer geëlimineerd worden zodra zij eenmaal in de plant binnengedrongen zijn. Met het oog hierop zijn systemische bestrijdingsmiddelen ontwikkeld; dit zijn chemische verbindingen die worden opgenomen en in het systeem van planteweefsels (zie transport, PLANTKUNDE) worden vervoerd. Kort na de Tweede Wereldoorlog zijn systemische insekticiden op de markt gekomen, merendeels organische fosforverbindingen ter bestrijding van bladluizen en mijten.
Recent zijn systemische fungiciden ter beschikking gekomen, o.a. thiofanaten, derivaten van benzimidazol en van pyrimidine, morfolineverbindingen, en enkele antibiotica. Ook zijn enkele systemische nematiciden toegelaten. Opneming van systemische middelen door zaden maakt bestrijding mogelijk van ziekteverwekkers die zich in het zaad of de kiemende plant bevinden.
Aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen kunnen gevaren verbonden zijn voor de volksgezondheid, en voor het levensmilieu van de mens door verontreiniging van water, grond en dampkring, waarbij biologische evenwichten in flora en fauna verstoord kunnen worden. In Nederland regelt de Bestrijdingsmiddelenwet van 1962 het gebruik ervan. De Commissie voor Fytofarmacie, ingesteld in 1964, treedt op als adviesorgaan voor de regering met betrekking tot de toelating van nieuw aangemelde bestrijdingsmiddelen.