(besloeg, heeft en is beslagen),
I. overg.,
1(een boomstam) vierzijdig behakken om er een balkvormige gedaante aan te geven; een beslagen stuk hout, bijna op maat bewerkt;
2. bekleden, geheel of ten dele bedekken met iets, om het steviger, beter, mooier te maken; (kisten, kasten, blikken enz.) voorzien van ijzeren banden, hoepels om ze sterker te maken; een vat -, er het vereiste aantal banden omleggen;
3. een paard beslaan, ijzers onder de hoeven leggen; (fig.) goed beslagen ten ijs komen, zich goed voorbereid hebben;
4. (ruimte) innemen: deze kast beslaat hier te veel plaats; (fig.) een omvang hebben van: dit werk beslaat 2000 bladzijden;
II. onoverg., (van glanzende of heldere oppervlakken) met een waas overtrokken worden: de spiegel is, de ruiten zijn beslagen.