Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-03-2019

Bes (vrucht)

betekenis & definitie

[zie lat. bacca] v./m. (-sen),

1. vlezige, saprijke kleine vrucht;
2. in het mv. als verkorting van bessenjenever: een glaasje bessen.

De bes is een vrucht waarin de zaden onregelmatig gerangschikt in een sappig weefsel liggen. Dit ‘moes’ ontstaat uit de binnenlagen van de vruchtwand (wand van het vruchtbeginsel). Gewoonlijk springt de bes niet open en bevat zij meer dan één zaad. Karakteristiek zijn aalbes en druif, maar komkommer en banaan rekent men er ook nog toe.

< >