(berouwde, heeft berouwd), berouw veroorzaken: die daad zal je berouwen; zich berouwen ; berouw hebben over: dat zal hem berouwen, daar zal hij spijt van krijgen.
Berouw is in de christelijke theologie nauw verbonden met de bekering (Gr. : metanoia), en kan volgen op de zonde. Zijn specifieke betekenis kreeg de term berouw binnen de joods-christelijke traditie, waar de berouwvolle bereid is zich schuldig te bekennen ten overstaan van God en de naaste en om vergeving te ontvangen. Litt. M.Scheler, Vom Ewigen im Menschen (1921); A.Esser, Das Phänomen der Reue (1963); P.Anciaux, Het sacrament der boetvaardigheid (1965).