de Berber sprekende bevolking van Noord-Afrika, wonend in het Atlasgebergte, langs de Middellandse-Zeekust van Libië en in de Sahara. De bevolking wordt van oudsher met verschillende benamingen aangeduid.
Herodotos noemde hen Libiërs en Numeriërs, de latere algemene naam Berber kwam via het Latijn naar het Arabisch, waar Beraber (een meervoudsvorm) de aanduiding werd voor diegenen die slecht Arabisch spraken. De Berber moet, wanneer hij zichzelf wil aanduiden, altijd gebruik maken van een stamnaam (b.v. Chleuh of Kabyle), of hij noemt zich ‘vrije mens’ (amazigh of amahagh, meervoud imazighen of inuhagh). De totale Berberbevolking van Noord-Airika stamt af van vier historische groepen, de Masmüda, Sanhadja, Zenata en Touareg.De talen van deze vier groepen zijn achtereenvolgens het Taschelhit, Tamazight, Zenatiya en het Tamahagg (ook wel Tamaschegg). Slechts het Tamahagg bezit een traditioneel schrift, een geometrisch schrifttype, het tifinagh, dat een verdere ontwikkeling is van het oude Libische alfabet, dat men in Numidië nog in de tijd van Massinissa (200 v.C.) gebruikte. De andere talen worden of in het geheel niet of met Arabische karakters geschreven. Over de directe herkomst van het schrift bestaat verschil van mening; sommige oriëntalisten rekenen het tot de Zuidsemitische eventueel Ethiopische schrifturen, anderen rekenen het tot de Noordarabische schrifturen maar dan als een Libisch-Arabische verbinding.
Antropologisch vormen de Berbers geen eenheid. Ze vallen in twee herkenbare rastypen uiteen, een onderscheid dat Herodotos reeds in zijn naamgeving uitdrukte. De zgn. blanke Berbers behoren tot het mediterraan-europide rastype, de licht kroesharige bruinogige behoren tot het paleo-negride of ethiopide type. De Berbers in de Grote Atlas vertonen in hun bloedgroepen overeenkomst met de Basken. Daarnaast bestaat er een duidelijke tegenstelling in levensgewoonte; dwars door de raskundige scheiding loopt de tegenstelling tussen sedentaire landbouwers en nomadische veetelers. Naar oorsprong zijn de Masmüda de sedentaire Berbers. De Sanhadja zijn uitgesproken kameelnomaden.
Zij waren de grote veroveraars van de woestijn en de verspreiders van de islam over Noord-Afrika. Bovendien zijn zij de stichters van de beroemde dynastie van de Almoraviden in Zuid-Spanje (11e en 12e eeuw), opgevolgd door de dynastie van de Almohaden, gesticht door de Masmüda (12e en 13e eeuw). De Zenata waren oorspronkelijk ruiternomaden (te paard). Zij hebben echter reeds vroeg een vaste woonplaats gekozen en vormen nu de dorpsbewoners van de laaglanden en de kustgebergten. Deze groep is in de loop van de geschiedenis het sterkst gearabiseerd. Zij beheersten de derde grote cultuurperiode van Zuid-Spanje, die van de Meriniden (1267-1470).
Ondanks deze drie grote cultuurperioden heeft de Berberbevolking nooit een duidelijk gevoel van eenheid gekend, zoals dat bij de Arabieren wel tot uiting komt. De Berbersamenlevingen vallen vooral op door de sterk democratische bestuursvormen en de politieke organisatie. Omdat deze structuur steeds aan verandering onderhevig was, hebben Berberdynastieën nooit lang kunnen regeren.
Op enkele kleine, vooral plaatselijke, uitzonderingen na, belijdt de overgrote meerderheid de islam. Deze religie is in de 7e eeuw naar Noord-Afrika gekomen, maar de volledige islamisatie heeft zich pas in de 10e eeuw voltrokken.
Het totale aantal Berbers wordt geschat op 5—6 mln., waarvan de meerderheid in Marokko woont. Li TT. R.Montagne, Les Berbères et le Makhzen dans le Sud du Maroc (1930); Initiation au Maroc (1945); E.F.Gautier, Le passé de 1’Afrique du Nord (1952); G.Dusée, Oase ’70 (1970).