[Lat., voorrecht van boedel beschrijving], regeling bij keizerlijke verordening geïntroduceerd door Justinianus en opgenomen in de Codex Iustinianus (6, 30, 22), krachtens welke de erfgenaam zich kan beschermen tegen insolventie van de nalatenschap door binnen 30 dagen na de opening van het testament te beginnen met het opstellen van een inventaris van alle tot de boedel behorende goederen en deze inventaris binnen 60 dagen, onder medewerking van een officieel erkende schrijver (tabularius), gereed te hebben. De boedelcrediteuren kunnen dan hun vorderingen alleen op de boedel verhalen, niet op het vermogen van de erfgenaam.
Het beneficium inventarii is in veranderde vorm terug te vinden in de artt. 1070 e.v. Ned. BW en artt. 793 e.v. Belg. BW ( aanvaarding).Litt. R.Reggi, Ricerche intorno al beneficium inventarii (1967).