o. (-en), een in 1952 door D.A. Glaser ontworpen instrument, dat dient voor het waarnemen van snel bewegende geladen deeltjes zoals protonen en verschillende soorten mesonen.
Het bellenvat bestaat uit een gesloten vat, geheel gevuld met een vloeistof, b.v. vloeibare waterstof. Een van de zijwanden is een zuiger die iets naar binnen kan worden verplaatst, waardoor een vrij grote druk op de vloeistof kan worden uitgeoefend. Vermeerdering van druk verhoogt het kookpunt van een vloeistof. Bij de met het bellenvat uitgevoerde experimenten wordt de vloeistof eerst verhit tot een zodanige temperatuur dat bij verhoogde druk de vloeistof nog juist niet kookt. Heft men nu de hoge druk plotseling op door de zijwand iets naar buiten te verplaatsen, dan daalt het kookpunt, zodat de temperatuur van de vloeistof boven het kookpunt komt te liggen. Men zou verwachten dat dit een onmiddellijk beginnen van het kookproces tengevolge heeft.
Dit is echter alleen het geval als er in de vloeistof voldoende dampbelkernen aanwezig zijn (b.v. stofdeeltjes). Zijn deze er niet, dan treedt het verschijnsel van kookvertraging op. Als nu een snel proton door de vloeistof vliegt, worden langs de baan daarvan ionen gevormd die dienst doen als dampbelkernen, zodat op vele plaatsen, waar het proton voorbijgegaan is, zich kleine dampbelletjes vormen. Bij een juist gekozen belichting kan dit spoor van dampbelletjes worden gezien en gefotografeerd. Het gebruik van het bellenvat is voor het onderzoek op het gebied van de elementaire deeltjes zeer belangrijk. Uit de baan van de deeltjes, eventueel onder toepassing van een sterk uitwendig magneetveld, en vooral ook uit de samenhang die er tussen verschillende banen bestaat, is de aard van de deeltjes (en hun eventuele vervalprodukten) af te leiden.