m. (-en),
1. uitgestorven pijl- of vingervormige inktvis;
2. fossiele schelp van deze weekdieren.
Belemnieten hadden een kalkig inwendig skelet, bestaande uit een hol, gekamerd voorste gedeelte en een massief, cilindrisch achterste gedeelte. Het voorste gedeelte is zelden fossiel bewaard gebleven. Het achterste is vaak fossiel terug te vinden, vooral in krijtige gesteenten, zoals in Zuid-Limburg als ‘donderkeilen’ (donderstenen).