v. (-sen), het bekennen, erkennen van wat men liever niet zou erkend hebben: een pijnlijke bekentenis; m.n. voor de strafrechter : een eerlijke bekentenis afleggen; ook de inhoud van het erkende, en het stuk waarin deze is vastgelegd; (in burgerlijke zaken) erkenning (zie erkentenis) van door de eiser gestelde feiten : gerechtelijke of buitengerechtelijke (art. 1960 BW).
STRAFRECHT.
Nederland. Bekentenis is erkenning door een verdachte dat hij het feit heeft begaan waarvan hij wordt verdacht of dat hem is tenlastegelegd. De bekentenis werd in het inquisitoir proces als het hoogste bewijsmiddel, regina probationum, beschouwd, vandaar de foltering. Het huidige gematigd accusatoire (accusatoir proces) Wetboek van Strafvordering erkent als een van de vijf wettige bewijsmiddelen (bewijs, strafrechtelijk) de verklaring van de overdachte, waaronder volgens art. 341 WSv wordt verstaan diens ter zitting gedane opgave van feiten of omstandigheden, hem uit eigen wetenschap bekend. Zo’n verklaring kan dus ook een ontkenning inhouden. Verklaringen elders gedaan, kunnen ook tot het bewijs meewerken, indien daarvan uit enig (ander) wettig bewijsmiddel blijkt.
De opgaven van een verdachte gelden alleen ten aanzien van hemzelf, dus niet ten aanzien van een medeverdachte. Het bewijs van het tenlastegelegde mag niet uitsluitend op de opgave van de verdachte worden aangenomen (best evidence, beginsel van). Volgens art. 29 WSv dient bij verhoor de verklaring van de verdachte in vrijheid te worden af gelegd en moet hem te voren worden meegedeeld dat hij niet tot antwoorden is verplicht (Lat. nemo tenetur se ipsum accusare: niemand is gehouden zichzelf te beschuldigen); tevens moeten zijn verklaringen, bepaaldelijk een bekentenis, zoveel mogelijk in zijn eigen woorden in het procesverbaal worden opgenomen.
België. Hier worden de bewijzen overgelaten aan het oordeel van de rechter die zijn beslissing enkel dient te vestigen op zijn innerlijke overtuiging, behalve waar, in uitzonderlijke gevallen, hij ertoe gehouden is bepaalde stoffelijke vaststellingen gedaan in regelmatig opgestelde processenverbaal te aanvaarden tot het tegenbewijs geleverd wordt; zo, in dergelijk geval, de rechter de bekentenis van de bekeurde in dit procesverbaal opgenomen als bewijsmiddel niet kan verwerpen, dient hij evenwel steeds de oprechtheid, de betekenis en de draagwijdte van die bekentenis na te gaan, en kan hij, in verband met de omstandigheden waarin zij afgelegd werd, er elke bewijskracht aan ontkennen. BURGERLIJK RECHT.
België. De bekentenis is hier geen eigenlijk bewijsmiddel, doch een eenzijdige en vrijwillige bewijsontlasting. Daaruit volgt dat zij enkel feiten kan betreffen, die de bekenner eigen zijn; dat zij de bekwaamheid of de macht onderstelt om over het voorwerp van het geschil te beschikken; dat zij ingetrokken mag worden wegens dwaling omtrent de feiten (niet omtrent het recht, d.w.z. de juridische gevolgen van de bekentenis); dat zij enkel de bekenner zelf bindt, niet zijn medepartijen; dat zij de rechter bindt, zodra de tegenpartij er gebruik van wil maken; dat zij steeds mag worden ingeroepen, buiten alle wettelijke regeling der bewijsmiddelen; dat de bekentenis zelf dient bewezen, indien zij betwist wordt; dat zij uitdrukkelijk of stilzwijgend kan zijn. Daar bekentenis een daad van beschikking is, moet zij worden uitgesloten telkens waar de wet het beschikken verbiedt. Zij mag dus nooit dienen om een regel van openbare orde te omzeilen, of om niet-beschikbare zaken te vervreemden, b.v. om een verandering van staat, nl. de afstamming, te bereiken; zij is uitgesloten waar de wet alle dading verbiedt (Pas. 1950, I, 812). De bekentenis heeft ook geen kracht tegen de authentieke vermeldingen van een authentieke akte. Zij kan tenslotte ontbrekende essentiële vormen, b.v. een authentieke akte voor een plechtige overeenkomst als de schenking, niet vervangen.
Men onderscheidt de gerechtelijke bekentenis en de buitengerechtelijke bekentenis:
1. De eerste is die welke voor de rechter geschiedt en in de zaak zelf waarvoor zij dienen kan. Daarmede wordt gelijkgesteld: een bekentenis tijdens een verhoor van partijen bij hun verschijning in persoon voor de rechter (artt. 992 tot 1004 Ger.Wbk), of voor scheidsrechters, of voor administratief gerecht. De wet bepaalt dat de gerechtelijke bekentenis volle kracht van bewijs geniet (art. 1356, lid 2 BW) m.a.w.: verklaart de tegenpartij dat zij gebruik wil maken van die bekentenis, dan is de rechter gebonden, ook al heeft de rechter een andere innerlijke overtuiging of al bestaan er bewijsmiddelen in tegenovergestelde zin;
2. De tweede is de bekentenis afgelegd buiten aanwezigheid van de rechter, of in een ander geding, of zelfs buiten elk geding; zij kan stilzwijgend zijn, o.a. voortspruiten uit uitvoeringsfeiten verricht door de partij tegen dewelke men de bekentenis opwerpt. Zij heeft geen volle bewijskracht: de rechter oordeelt vrij.
Hoofdkenmerk van de bekentenis is haar onsplitsbaarheid (art. 1356, lid 3 BW) d.w.z.: de tegenpartij mag uit een bekentenis niet datgene onthouden wat voor haar voordelig is, en over het overige heenstappen.
LITT. M.Storme, De bewijslast in het Belg. privaatrecht (1962).