(bekende, heeft bekend),
1. bespeuren: op die deur is geen verf meer te bekennen, hij is geheel verveloos;
2. erkennen, uitkomen voor: ik beken dat dit onverwachte bericht mij onthutste; ik moet, wil wel bekennen, toegeven (dat dit zus of zo is); kleur een kaart van dezelfde kleur spelen als degeen die het eerste gespeeld heeft; (meestal fig.) voor zijn mening uitkomen, m.n. partij kiezen in een strijd of geschil;
3. zijn schuld belijden, vooral in het recht, in burgerlijke zaken en in strafzaken; vaak abs.: de moordenaar heeft eindelijk bekend;
4. (vero.) seksuele omgang hebben.