Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-03-2019

Bejaardenhuisvesting

betekenis & definitie

v., de specifieke huisvestings- en woonvormen, die voor personen van 65 jaar en ouder gereserveerd zijn.

In Nederland woont het overgrote deel van de bejaarden in niet specifiek voor hen ontworpen of aangepaste woningen. Ruim 20 % van de mensen ouder dan 65 jaar woont in voor hen ontworpen woonvormen.

Bejaardenwoningen zijn speciaal voor bejaarden ontworpen huizen, die daardoor op verantwoorde wijze zelfstandig kunnen blijven wonen. De meeste van deze huizen zijn geschikt voor bewoning door een echtpaar. Bejaardenwoningen worden in blokjes bijeen gebouwd, of verspreid in de wijk gebouwd. Zij komen veel voor op het terrein van verzorgingstehuizen. Begin 1973 waren er ca. 100000 bejaardenwoningen, waarin 11 % van de bejaarden is gehuisvest. Het overheidsbeleid is gericht op stimuleren van deze woonvorm, waartoe o.a. een huurverlagende overheidssteun per woning per jaar wordt gegeven.

Verzorgingstehuizen zijn bestemd voor huisvesting en verzorging van bejaarden, die op grond van lichamelijke of geestelijke conditie of vanwege een sociale indicatie niet meer in staat zijn om in het eigen leefmilieu een zelfstandige leefwijze te handhaven (ca. 10 % van de bejaarden) en die in het algemeen slechts weinig of incidenteel medische en/of verpleegkundige zorg behoeven (geregeld in de Wet op de Bejaardenoorden van 10.1.1963). De bejaarden wonen in zelfstandige eenheden, maar worden door het personeel van het tehuis verzorgd. Gemeenschapsvorming kan ontstaan door gemeenschappelijke ruimten, zoals recreatiezalen en hobbyruimten. Voor kortstondige zieken is er veelal een kleine ziekenafdeling. Een combinatie van verzorgingstehuis met een groep bejaardenwoningen wordt vaak bejaardencentrum genoemd. Wie daarvoor in aanmerking komt kan zo nodig in het verzorgingstehuis worden opgenomen.

Eind 1972 verbleven ca. 150000 bejaarden in verzorgingstehuizen, waarvan 10000 in winstbeogende tehuizen. Serviceflats zijn uit zelfstandige flatwoningen bestaande gebouwen, waarin de bewoners bepaalde diensten worden geboden, terwijl in het gebouw ook gemeenschappelijke ruimten aanwezig zijn. In 1973 waren er in Nederland ruim 100 serviceflatgebouwen, waarin ca. 20000 (veelal bejaarden) personen verbleven.

LITT. Bouwcentrum, Rapporten over bejaardenhuisvesting; nomenclatuur van accommodaties voor bejaarden (uitg. van de Ned. Fed. van Bejaarden, z.j.).

In België woont ca. 95 % van de bejaarden (waarvan ca. 50 % met de huwelijkspartner) zelfstandig. Vele hoogbejaarden wonen in bij de kinderen. Het zelfstandig wonen van bejaarden wordt in principe juist geacht, o.a. omdat men zich vertrouwd voelt in zijn (meestal eigen) huis en buurt, maar ook omdat men meestal kan rekenen op steun van buren. Wanneer bejaarden hun woning verlaten, geschiedt dat veelal uit angst voor chronische ziekte. Aansluitend aan het principe dat men bejaarden in hun eigen milieu moet laten, wordt door verschillende gemeenten hulp geboden: zo worden o.a. goedkope maaltijden verstrekt en zijn er bejaardenhelpsters, die huishoudelijk werk verrichten en vaak enige psychologische begeleiding geven. De opleiding van de bejaardenhelpsters wordt gesubsidieerd zodat ook onbemiddelden er een beroep op kunnen doen (KB’s van 19.7.1960, 12.5.1965).

Het aantal bejaardenhelpsters neemt snel toe terwijl, naarmate de dienst bekender wordt, ook de vraag zal stijgen. Van belang zijn de dienstencentra die de diverse activiteiten zullen gaan coördineren.

Het aantal specifieke bejaardentehuizen is gering. Ongeveer 5 % van de bejaarden woont in bejaardentehuizen, die bij de wet van 12.7.1966 worden gedefinieerd als verblijf inrichtingen, beheerd door een publiekrechtelijk of een privaatrechtelijk persoon, die aan personen van 60 jaar en ouder die er duurzaam verblijven, huisvesting bieden met gehele of gedeeltelijke huishoudelijke en gezinsverzorging. De inrichting moet worden erkend door de minister onder wie de ‘openbare onderstand’ ressorteert. Erkenning volgt wanneer de inrichting voldoet aan een aantal normen (KB’s van 22.3.1968 en 12.3. 1974) waarover een commissie de minister adviseert.

Het systeem van de bejaardentehuizen vertoont nog vele tekorten: de behoefte aan opname in een bejaardentehuis wordt geschat op 7-8 %, hetgeen betekent dat het aantal bedden zou moeten verdubbelen (tabel). Om de nieuwbouw en aanpassing van bejaardentehuizen te stimuleren worden staatssubsidies verleend tot 60 % van de bouwprijs. Een probleem is dat vele bejaarden die nog in staat zijn zelfstandig te leven, zich opgeven voor een bejaardentehuis, uit angst anders niet meer aan bod te komen. Dat betekent dat vele tehuizen bejaarden huisvesten die nog zelfstandig zouden kunnen wonen.

De bejaardentehuizen werken nog te geïsoleerd van hun omgeving. Door hun verspreiding en uitrusting kunnen zij een belangrijke infrastructuur worden, ook voor de zelfstandig wonende bejaarden, door te gaan fungeren als dagverblijf en dienstencentrum. Dit zou het ongunstige imago bij de bejaarden kunnen veranderen.

LITT. A.Rooryck, Bejaardenhuisvesting (1966); C.Dooghe, De bejaarden in België II (1968).

< >