Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-03-2019

Bejaardenbeleid

betekenis & definitie

o., het geheel van maatregelen, die van overheidswege noodzakelijk of wenselijk worden geacht ter opheffing van enigerlei nood en/of ter handhaving en bevordering van het lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn van bejaarden. Uitgangspunt voor het bejaardenbeleid zijn dat bejaarden evenveel recht op leven hebben als jongeren.

Het leven is niet alleen ingesteld op produktie en dus moeten bejaarden in beginsel net zoveel mogelijkheden hebben om hun leven naar eigen inzichten in te richten. Verder hebben bejaarden dezelfde rechten en plichten als jongeren; dit is de reden dat ook de bejaarden zelfstandig en onafhankelijk dienen te blijven zolang dit medisch en sociaal verantwoord is. Hoewel met dit soort uitgangspunten rekening wordt gehouden, ontbreekt aan het bejaardenbeleid veel.In Nederland zijn vele maatregelen getroffen, b.v. de Algemene Ouderdomswet (1957), de Wet op de Bejaardenoorden (1963) en een subsidiëring van de vrijwillige ziekenfondsverzekering voor bejaarden (1970). Het verbeteren van de materiële omstandigheden van de bejaarden, hoe belangrijk ook, is slechts één kant van de zaak. Noodzakelijk is onderzoek, b.v. naar het proces van veroudering in biologisch en medisch opzicht, maar ook in psychologisch en sociologisch opzicht. De resultaten van deze onderzoekingen zullen in het bejaardenbeleid ingepast moeten worden. In Nederland zijn vanaf 1960 enkele onderzoeken over lange termijn verricht door de Gezondheidsorganisatie TNO en het Gerontologisch Centrum Nijmegen. In 1970 echter werd in de Nota Bejaardenbeleid van het Ministerie van CRM gesteld, dat beleidsrelevant onderzoek nog in onvoldoende mate wordt verricht. Ook de Nota Gerontologie van de Gezondheidsraad (1973) dringt aan op uitbreiding van gerontologisch onderzoek.

Ondanks het gebrek aan resultaten van wetenschappelijk onderzoek is het pakket voorzieningen steeds groter geworden. De relatie voorzieningen en beleid is echter nog niet duidelijk. De Ned. Federatie voor Bejaardenbeleid (opgericht 1954) zal zich duidelijker tot een overkoepelend orgaan moeten ontwikkelen. Daarnaast zal ook de overheid een doorzichtiger en meer gestructureerd bejaardenzorgapparaat tot stand moeten brengen. De financiële situatie van de bejaarden is sedert de jaren vijftig sterk verbeterd.

In 1957 was de uitkering voor gehuwden f1404,— per jaar en voor ongehuwden f846,-. In 1974 waren deze bedragen resp. f9356,- en f6606,geworden, verhoogd met 6 % vakantieuitkering van de A o w. Het streven is deze bedragen op te trekken tot het minimumloon. Anderzijds zal het stijgen van de premies voor sociale voorzieningen een steeds groter probleem vormen voor de uitvoering van de financiering ter uitvoering van de Algemene Ouderdomswet. Het lijkt onvermijdelijk dat men slechts tot een bepaalde grens zal kunnen gaan.

Tot de voorzieningen die sedert ca. 1955 snel zijn toegenomen, behoren vooral die op het gebied van de bejaardenhuisvesting. Van groot belang zijn hierbij de zgn. ‘dienstencentra’. Eind 1972 ontvingen 160 dienstencentra een rijksbijdrage, in 1973 kwamen daar 60 centra bij, terwijl men verder streeft naar een jaarlijkse uitbreiding met 50 dienstencentra. Vanuit de dienstencentra wordt gestreefd naar een gecoördineerd beleid ten aanzien van activiteiten voor o.a. bejaarden. Naast directe dienstverlening (zoals het verstrekken van warme maaltijden) door het dienstencentrum zijn de functies het signaleren van noden, het geven van voorlichting en het functioneren als ontmoetingspunt. Duidelijk is dat al het sociaal-culturele werk, zoveel mogelijk geïntegreerd voor alle bevolkingsgroepen, vooral wijks- of buurtsgewijs tot ontplooiing zal moeten kunnen komen.

LITT. CRM, Nota Bejaardenbeleid (1970); R.J.van Zonneveld, Medische gerontologie (1970); W.F. Anderson, enz., De toekomst van het oud worden (1971); J.M.A.Munnichs, Ouder worden en bejaard zijn (1972); Gerontologisch Centrum Nijmegen anno 1974 (1974).

In België worden steeds meer ziekenhuisbedden bezet door chronisch zieke bejaarden, wat in een algemeen ziekenhuis speciale voorzieningen vereist. Daarom zijn zgn. diensten voor geriatrie en revalidatie (R-diensten) ingesteld, die als opdracht hebben de patiënten opnieuw in de samenleving te integreren (KB van 23.10.1964). Men ging uit van 5000 bedden (KB van 12.12.1966), terwijl men voor de chronische gevallen uitging van verpleegafdelingen (V-diensten) met totaal 10000 bedden. Op 1. 1.1971 waren er echter resp. 1100 en 1800 bedden gerealiseerd. Verder blijven sommige patiënten (zoals demente bejaarden) te lang in de V-afdelingen bij gebrek aan aangepaste inrichtingen. Dit is een van de redenen dat b.v. het Wit-Gele Kruis o.a. in Gent en Namen zieken zoveel mogelijk thuis behandelt. Van groot belang hierbij is preventief onderzoek om ziekten tijdig op te sporen om zo snel mogelijk in te grijpen.

Bij de wet van 1.4.1969 is een gewaarborgd inkomen vastgesteld. Het gewaarborgd geïndexeerd inkomen bedraagt BF 40052 of BF 54961 (1975), wanneer de aanvrager een gehuwd man is die niet van tafel en bed gescheiden is, of wanneer een deel van het gewaarborgd inkomen aan de echtgenote wordt toegekend omdat de echtgenoten niet samenwonen. De aanvraag wordt onderzocht door de minister van Sociale Voorzorg, overeenkomstig de reglementaire bepalingen van het KB van 29.4.1969. Krachtens art. 16 van de wet van 5.6.1970 is de arbeidsrechtbank bevoegd om kennis te nemen van geschillen. Daarnaast is bij KB van 8.9.1969 bij het Ministerie van het Gezin de Hoge Raad voor de Derde Leeftijd opgericht, waarvan het de taak is aan de bevoegde ministers adviezen uit te brengen en suggesties te doen betreffende de problemen van de derde leeftijd.

Een zeer groot aantal bejaarden is aangesloten bij een van de bonden voor gepensioneerden. De grootste, de Christelijke Landsbond van Gepensioneerden (opgericht in 1956), telt meer dan 260000 leden. Deze bonden komen op voor de materiële belangen van de bejaarden. Voor de verbetering van het inkomen van de bejaarden (pensioenen) spelen zij een belangrijke rol. Zij organiseren ontspanning voor bejaarden in de vorm van bijeenkomsten, filmvoorstellingen, feesten, uitstapjes, en vakanties in binnen- en buitenland. Dit verenigingsleven helpt zeker de eenzaamheid van de bejaarden bestrijden en biedt gelegenheid tot het aanknopen van nieuwe sociale relaties.

Daarnaast gaat men zich ook steeds meer toeleggen op vormingswerk bij bejaarden door meer culturele activiteiten, en op voorlichting over gezondheid. Eens per jaar wordt een ‘week van de 3e leeftijd’ georganiseerd door de vereniging ‘De derde leeftijd’, om de publieke opinie te attenderen op sommige aspecten van het bejaardenprobleem.

LITT. Statistieken, meegedeeld door het secretariaat van de hoge raden van het gezin en de derde leeftijd; Gegevens medegedeeld door het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin (Bestuursafdeling gezin); Statistisch tijdschrift NIS 197-262 (1968); W.Simon, Samenwerking tussen het bejaardentehuis en de diensten R en V (in: Het bejaardentehuis in de samenleving. Studiën van het VVI Caritas Catholica, 1968).

< >