de ochtendtemperatuur van de vrouw vóór zij opstaat. Deze staat 14 dagen, gerekend vanaf begin menstruatie, op een niveau van 36,6-36,7 °C, maar vertoont dan een daling tot 36,5 °C of lager, waarna weer een scherpe stijging volgt tot ca. 37 °C.
Van belang voor de beoordeling van de vruchtbaarheid van de vrouw. Bij een regelmatige schommeling van laag in de eerste helft tot hoog in de tweede helft van de menstruele cyclus, kan als regel geconcludeerd worden dat de vrouw vruchtbaar is.De Nederlander Van der Velden was de eerste, die dit verschijnsel, dat sinds 1850 bekend is, in 1905 in verband bracht met de cyclische veranderingen in de eierstokken (ovaria). Op de omslag van laag tot hoog, 12 tot 14 dagen voor de te verwachten menstruatie, treedt de eisprong (ovulatie) op. Holt beschreef uitvoerig de periodieke onthouding, gebaseerd op regelmatige registratie van de basale temperatuur.
LITT. J.G. Holt, Het getij (1966).