Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Bandeloosheid

betekenis & definitie

v. (-heden),

1. het bandeloos-zijn, onbeheerstheid;
2. het verslapt-zijn van de brede bekkenbanden (ligamenten) bij een rund.

Bandeloosheid (ook wel nymfomanie of brulziekte genoemd) treedt veelal op ten gevolge van een functionele afwijking van de eierstokken. Dergelijke runderen zijn vaak en op onregelmatige tijden tochtig en onrustig, en kunnen een mannelijk gedragspatroon vertonen (o.a. loeien als een stier). In chronische gevallen treedt een vermannelijking van de lichaamsbouw op (b.v. zware nekpartij). Zulke dieren zijn moeilijk drachtig te krijgen. De behandeling bestaat uit toediening van hormonen.

< >