[Fr., baccara], o.,
1. kaartspel waarin de negen de hoogste kaart is ;
2. fijn kristal met ruitjes, genoemd naar het Franse stadje Baccarat aan de Meurthe, waar sinds 1764 uit de kiezelaarde der Vogezen kristal wordt vervaardigd.
Baccarat is een uit Zuid-Frankrijk afkomstig kansspel met kaarten. Het werd vermoedelijk in 1495 tijdens de Italiaanse expeditie van Karel VIII ingevoerd; de herkomst van de naam is niet bekend. Er zijn twee vormen die in opzet weinig verschillen: chemin-de-fer en baccarat-banque. De eerste vorm is het meest in zwang. Drie tot twaalf personen kunnen aan het spel deelnemen waarbij men beurtelings fungeert als bankhouder. Men speelt met twee tot zes spelen van 52 kaarten die, goed geschud, in een speciaal doosje of verdeelblokje (sabot) geplaatst zijn; gebruikte kaarten worden afgelegd in een mandje.
Bij baccarat met de bank neemt men plaats aan weerszijden van een vaste bankhouder en een croupier aan een speciale speeltafel. Alleen in Frankrijk en Monaco kan baccarat legaal worden gespeeld.
LITT. F.Gerver, Tachtig kaartspelen (1969).