v. (-n), ziekte die veroorzaakt wordt door de activiteit van antistoffen tegen lichaamseigen elementen.
GENEESKUNDE.
De antistoffen zijn gebonden aan immunoglobulines, en kunnen met serologische technieken worden aangetoond. Men kan de auto-immuunziekten in twee groepen indelen. De eerste groep wordt gekenmerkt door afwijkingen in één orgaan, met auto-antistoffen gericht tegen dat orgaan. Hiertoe behoren o.a. bepaalde aandoeningen van de schildklier (ziekte van Hasjimoto), van de maag (pernicieuze anemie), van de rode bloedlichaampjes (auto-immuun hemolytische anemie), van de dikke darm (colitis ulcerosa).
De tweede groep auto-immuunziekten wordt gekenmerkt door afwijkingen in meerdere organen. Hiertoe behoort de lupus erythematodes disseminatus, waarbij auto-antistoffen aantoonbaar zijn die gericht zijn tegen materiaal van de celkern. Door velen wordt ook de chronische reumatoïde artritis tot deze groep gerekend.
FYSIOLOGIE.
Het vormen van antistoffen tegen lichaams-eigen (autologe) antigenen is alleen mogelijk wanneer het individu geen verworven tolerantie tegen deze antigenen heeft kunnen ontwikkelen. Er is aangetoond dat muizen en kippen geen immunologische reactiviteit tegen vreemde antistoffen kunnen ontwikkelen wanneer de dieren in de embryonale periode waren geïnjecteerd met het desbetreffende antigeen. Verworven immunologische tolerantie bestaat voor die weefselantigenen die reeds in het foetale leven en ook kort na de geboorte in contact kunnen treden met de cellen van het reticulo-endotheliale systeem. Veranderen in het latere leven die antigenen ook maar in zeer geringe mate van structuur, of treedt een onvoldoend functioneren van het reticulo-endotheliale systeem op, of schiet de vorming van antilichamen tekort, dan kunnen zich auto-immuunziekten of gebreken ontwikkelen, b.v. onvruchtbaarheid bij de man. Een mannelijk individu kan tegen de eigen spermatozoën geen tolerantie ontwikkelen, omdat spermatozoën pas worden gevormd in een periode waarin verworven tolerantie zich niet meer kan ontwikkelen en zij bovendien normaal niet in contact komen met het reticulo-endotheliale systeem.
Steeds langer wordt de lijst van ziekten waarvan men de auto-immune etiologie heeft vastgesteld of vermoedt: zie hemolytische anemie, sommige vormen van thyroïditis, enteritis regionalis, idiopathische trombopenie; volgens sommigen zelfs ook bepaalde vormen van suikerziekte, zie immunisatie, zie immuniteit.