v./m. (-n), een met vettige brij gevuld gezwel van de huid.
De atheroomcyste is een soort epidermoïdcyste die tot de grootte van een kippe-ei kan uitgroeien en vaak multipel voorkomt, vooral op het behaarde hoofd. Het is een onschuldige afwijking, die o.a. kan ontstaan door verstopping van de uitmonding van een talgklier.
Een ontstoken atheroomcyste wordt als een klein abces geïncideerd. Na de genezing ontstaat dikwijls een nieuwe cyste, omdat de bodem van de talgklier aanwezig is gebleven en weer uitscheiding gaat vormen. De juiste behandeling bestaat uit het volledig wegnemen, ‘uitpeilen’.