[Gr. archè, hoofd, mandra, schaapskooi, omtuining, overdr. o.a. klooster], m. (-en), hoofd van een of meer kloosters.
In deze betekenis komt de naam voor bij de Griekse christenen sedert de 5e eeuw en is daar nog in gebruik. Ook in het westen kwam hij vroeger hier en daar voor. Thans ook eretitel voor (meestal ongehuwde) seculiere priesters.