landschap in het binnenland van Noordoost-Spanje tussen de centrale delen van de Pyreneeën en het Iberisch Randgebergte, 47600 km2, 1,2 mln. inw. Hoofdstad: Zaragoza.
Het gebied omvat de prov. Huesca, Zaragoza en Teruel.Het centrale deel wordt gevormd door de lichtheuvelende Ebrovlakte; het noorden (Pyreneeën) en zuiden zijn bergachtig (Iberisch Randgebergte). Het is een steppe-achtig, dun bevolkt gebied dat langs de kronkelende Ebro en op enige andere bevloeide plaatsen van zijn vruchtbaarheid getuigt in akkers en tuinen. In de berggebieden is veeteelt belangrijk (runderen, schapen). De industrie (textiel, chemicaliën, olijfolie, suiker) is m.n. rond Zaragoza geconcentreerd.
GESCHIEDENIS.
Aragón, de Romeinse provincie Tarraconensis, was sedert 470 in handen der Wisigoten, sedert 714 in die der Arabieren (Moren). In het begin van de 9e eeuw werd een onafhankelijk christelijk graafschap Aragón gegrondvest rond de Pyrenese plaats Jaca, dat, ca. 925 door huwelijk verenigd met Navarra, in 1035 een koninkrijk werd. Toen Sancho III de Grote in 1035 stierf, werd zijn rijk verdeeld. Ramiro I kreeg Aragón, dat in 1068 pauselijk leen werd. In 1118 werd Zaragoza, na veroverd te zijn, hoofdstad. Alfons I el Batallador (de Strijdvaardige) (1104-34) breidde de ‘reconquista’ uit tot het Midden-Ebrogebied.
Door het huwelijk van Alfons’ nicht Petronilla met Ramón Berengarius van Barcelona werd in 1137 het graafschap Barcelona bij Aragón gevoegd. Het verenigde Catalaans-Aragonees koninkrijk (Aragón genoemd) werd nu een der voornaamste Spaanse rijken; achtereenvolgens werden verworven of veroverd: Roussillon (1172), de Balearen (1229-30), het koninkrijk Valencia (1238), Sicilië (1282) en Sardinië (1325).
De laatste aanwinsten maakten Aragón tot het machtigste rijk aan de westelijke Middellandse Zee; de maritieme oriëntatie van Aragón, reeds aanwezig sedert de vereniging met Catalonië, werd nog versterkt. Zelfs werd in 1311 het hertogdom Athene aan het Byzantijnse rijk ontrukt en tot een Aragonese vazalstaat gemaakt (tot 1456).
Na de dood van koning Martinus I de Oude (1410) volgde een interregnum. In 1412 werd prins Ferdinand I van Castilië tot koning gekozen. De tweede koning uit deze dynastie, Alfons V el Magnánimo (de Grootmoedige), verwierf na strijd met de Anjou’s (sedert 1421) in 1442 het koninkrijk Napels. Het huwelijk, in 1469, van Ferdinand II de Katholieke met Isabella van Castilië bereidde de vereniging voor van Aragón met Castilië en daarmee de unificatie van Spanje. Deze eenheid kwam in 1516 tot stand, na de troonsbestijging van de kleinzoon van Ferdinand en Isabella, Karel I (de latere keizer Karel V).
In het verenigde Spanje verkreeg Castilië de overhand op Aragón. Castilië richtte maritiem zijn aandacht naar het westen, naar de koloniën, Aragón werd getroffen door de achteruitgang van de Middellandse-Zeehandel, dè bron van zijn welvaart. De eigen rechten en gewoonten van Aragón, m.n. de Fueros de la unión (1287) en de Fueros de la justicia (1348), die de rechten van de Aragonese standen ten opzichte van de koning verzekerden, werden door Filips V (1704-46) afgeschaft. In 1833 hield Aragón op te bestaan als bestuurlijke eenheid.
LITT. V. Balaguer, Las instituciones y leyes de Aragón (1896); Collección de documentas para el estudio de la historia de Aragón (12 dln. 1904-16); H.J. Chaytor, A history of Aragon and Catalonia (1933).