Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Apostel (verkondiger)

betekenis & definitie

[Gr. apostolos, de gezondene, de bode], m. (-en, -s),

1. godsgezant, geloofsbode, benaming van de voornaamste leerlingen van Jezus: de twaalf apostelen; de apostelen Barnabas en Paulus; de Handelingen der Apostelen (boek van het NT); voorstelling, beeld daarvan; (spr.) er moeten martelaren en apostelen zijn, in de zin van: sommigen hebben de lusten anderen de lasten van iets;
2. benaming voor de twaalf armen die deelnemen aan de liturgische voetwassing op Witte Donderdag;
3. eerste verkondiger van het christendom in een streek: Willibrord was de Apostel (verkondiger) van de Friezen;
4. verkondiger van een nieuwe leer, een nieuw maatschappelijk stelsel: een Apostel (verkondiger) van de vrije gedachte;
5. een rare, vreemde, lastige Apostel (verkondiger) , een raar enz. mens;
6. (scherts.) jong kind: een huis vol kleine apostels.

De apostel heeft volmacht gezien de hem verstrekte goddelijke boodschap. Deze boodschap heeft grote autoriteit, omdat daarin de godheid sprekend wordt ingevoerd. Zoals meer termen is ook deze in de godsdienstwetenschappen geïntroduceerd vanuit de christelijke cultuurwereld. Widengren spreekt over de apostelen van God in Iran. Hij bedoelt daarmee een als incarnatie van de verlossende intelligentie (Vohumanah) tot de doodslaap rustende eerste mens gezonden figuur, die hem over zijn ware herkomst inlicht. De islam erkent bijbelse figuren als apostel, b.v.

Abraham, Jozef, Mozes, Jezus. Mohammed is evenwel de apostel van Allah (vgl. de geloofsbelijdenis: Mohammed is de apostel, rasūl, van Allah); hij heeft de definitieve openbaring, de koran, overgebracht.

LITT. W. v. Campenhausen, Der urchristliche Apostelbegriff (in: Stud. Theol. 1948, 96 vlg.); G. Widengren, The great Vohu Manah and the Apostle of God (1945).

In het christendom gaat het speciaal om de twaalf leerlingen van Jezus. Deze zijn: Simon Petrus, Jakobus (zoon van Zebedeus), Johannes, Andreas, Filippus, Bartolomeus, Matteus, Tomas, Jakobus (zoon van Aljeus), Taddeus, Simon de Zeloot en Judas Iskariot (de verrader). De term apostel wordt b.v. in de Didache in ruimere zin gebezigd voor rondreizende zendelingen.

Iconografie.

In de oudchristelijke kunst worden de twaalf apostelen voorgesteld als lammeren rond het Lam Gods. De discipelen van Christus worden als groep vooral af geheeld bij het laatste avondmaal, de hemelvaart van Christus, pinksteren, de dood van Maria en bij de majestas domini. In middeleeuwse kerken en m.n. in kerkportalen vindt men talloze malen de apostelen in sculptuur uitgebeeld.

LITT. J.J.M. Timmers, Symboliek en iconographie der christelijke kunst (2e dr. 1974).

< >