Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Apart

betekenis & definitie

[Fr. à part, terzijde, apart],

I. bw.
1. (van plaats) op een afzonderlijke plaats, afgescheiden van iets anders: de kinderen zaten apart aan een kleinere tafel; een kamer apart;
2. afzonderlijk, op zichzelf, niet in vereniging met andere zaken: de delen van dit werk zijn ook apart te krijgen; dit punt zal ik apart behandelen; buiten gezelschap van anderen: mag ik u even apart spreken?;

II. bn.,

1. afzonderlijk, eigen: voor die zaken heb ik een aparte kast ingericht, alleen voor dat doel bestemd;
2. op zichzelf staand, bijzonder: zij vormen een aparte klasse;
3. bijzonder, exclusief: zij draagt altijd heel aparte kleren.

< >