Het komt vaak voor dat men twee getallen moet vermenigvuldigen die slechts tot een zekere graad van nauwkeurigheid bekend zijn.
Zijn b.v. van een rechthoek de lengte en de breedte 5,1 cm en 4,8 cm, en zijn beide gemeten getallen voor ca. 1 % fout, dan kan in de berekende oppervlakte (24,48 cm2) een fout van 2 % geslopen zijn; m.a.w. de beide laatste cijfers van deze uit- komst zijn onbetrouwbaar en dus overbodig. Daarom voerden reeds o.a. Bürgi en Kepler de afgekorte vermenigvuldiging in. Hierbij begint men met het hoogste rangcijfer van de vermenigvuldiger en bij de overgang tot de cijfers rechts in de vermenigvuldiger breekt men het produkt steeds een plaats verder af, zodat de deelprodukten afbreken met cijfers van gelijke rang.