af'geknot, bn., een afgeknotte kegel, piramide, kegel, piramide waarvan de top geacht wordt afgesneden te zijn door een plat vlak, al of niet evenwijdig lopend aan het grondvlak; een afgeknot prisma, cilinder enz., prisma, cilinder waarvan het bovendeel afgesneden is door een plat vlak, niet evenwijdig aan het grondvlak.
PLANTKUNDE. Van bladeren: als afgesneden eindigend.
WAPENKUNDE. Een afgeknotte paal van goud, die niet van de ene rand van het schild tot de andere door loopt, maar er dichtbij eindigt.
WISKUNDE. Een afgeknotte kegel ontstaat b.v. door wenteling van een rechthoekig trapezium om zijn rechthoekszijde. Het gedeelte van het kegelvlak dat het lichaam begrenst heet de ronde oppervlakte (= ½ som omtrekken grond- en bovenvlak x apo- thema). Inhoud afgeknotte kegel en piramide (met hoogte = h, oppervlakte grondvlak = G, opper- vlakte bovenvlak = B) = ⅓h{G + B + √(G x B)}. Inhoud afgeknot driezijdig prisma = oppervlakte loodrechte doorsnede x gemiddelde lengte der drie opstaande ribben.