afasie' [Gr. a, niet, fasis, spreken], v., onvermogen om begrippen in taal om te zetten en het besprokene te begrijpen.
De geestvermogens zijn hierbij ongestoord, terwijl het spraakorgaan zelf intact is. De stoornis berust op een eenzijdig letsel van de grote hersenschors; bij rechtshandige mensen is de linkerzijde, bij een deel van de linkshandigen is de rechterzijde aangedaan. Men onderscheidt vier soorten afasie: 1. motorische ofwel expressieve afasie, waarbij nog slechts woordresten of onbegrijpelijke klanken kunnen worden voortgebracht. Deze vorm van afasie ontstaat wanneer de hersenschors in het gebied van de onderste frontale winding, waar zich het spraakcentrum bevindt, beschadigd is; 2. de sensorische of receptieve afasie waarbij de woorden onjuist, verward, gebruikt en dooreen gehaspeld worden in een vaak snel tempo. Hierbij is de schors beschadigd in het gebied van de bovenste winding; 3. gemengde afasie, een combinatie van 1. en 2.; 4. amnestische afasie, waarbij de woordbenoeming gestoord is en men zich b.v. de namen van voorwerpen pas kan herinneren als de naam genoemd wordt. Deze afasie treedt op bij beschadiging van de slaapkwab. Genoemde gebieden van de hersenschors staan met elkaar en met het gehoorcentrum en begripscentrum in verbinding. Ook bij onderbreken van één van deze verbindingen kan een vorm van afasie ontstaan.
Het is noodzakelijk bij de revalidatie van de patiënt, gebruik te maken van de logopedie, (spraakleer), om na speciale oefeningen het spreken weer meester te worden.