Act of State doctrine, in het volkenrecht en het internationaal privaatrecht bekend leerstuk volgens welk de staatshandelingen van staat A niet door de burgerlijke rechter van staat B op hun rechtmatigheid getoetst mogen worden. Dit wordt meestal opgevat in de zin van toetsing aan het volkenrecht, doch wordt soms ook verstaan als toetsing aan het recht (de constitutie) van de vreemde staat zelf. De leer is ontwikkeld in de VS waar zij samenhing met de aldaar strenge scheiding der drie staatsmachten. Slechts de uitvoerende macht werd bevoegd geacht op het gebied der buitenlandse betrekkingen, waartoe de gevolgen van een vreemde staatshandeling behoorden.
Tegenwoordig wordt vrijwel algemeen aangenomen dat de doctrine geen verbindende regel van volkenrecht inhoudt, en zelfs daarmee in strijd is (vgl. Hoge Raad 17.10.1969, Ned. Jurispr. 1970, 428). Ook in de VS neigt men tot beperking van het verbod door middel van wettelijke regels die de rechterlijke macht toetsing voorschrijven. Waar de leer in beginsel nog wordt toegepast tracht men er soms aan te ontkomen door een onderscheid te maken tussen staatshandelingen jure imperii en jure gestionis, bekend van het aanverwante gebied der staatsimmuniteit.
LITT. H.F.van Panhuys, In the borderland between the act of state doctrine and questions of jurisdictional immunities (The Int. a. Compar. Law Q. 1964); C.C.A.Voskuil, De Act of State doctrine en het Ned. internationaal privaatrecht (preadv. Ned. Verg. v. Int. R. 1968).