accusatoir proces [Lat. accusare, aanklagen], historische vorm van strafproces die prevaleerde tijdens de middeleeuwen.
Evenals thans nog het burgerlijk proces, was het accusatoire strafproces een rechtsstrijd tussen twee gelijkwaardige private partijen, de benadeelde partij als aanklager en de beschuldigde, voor een onpartijdige rechter die zelf geen onderzoek instelde maar lijdelijk bleef en afwachtte wat partijen voor bewijs leverden. Het initiatief tot het strafproces lag bij de benadeelde partij (‘zonder klager geen rechter’). Het bewijs was formalistisch in tegenstelling tot het latere inquisitoir proces, waarin formeel bewijs door partijen werd vervangen door onbeperkt onderzoek naar de waarheid door de rechter. Als bewijsmiddelen werden gebruikt: eden van de beklaagde en zijn eedhelpers, godsoordelen, waaronder vooral van belang de tweekamp, en getuigenbewijs. Een belangrijk kenmerk van deze procedure was haar openbaarheid. Sinds de tweede helft van de middeleeuwen werd het accusatoire proces geleidelijk verdrongen door het inquisitoire proces van overheidswege.
Het begrip accusatoir proces wordt ook wel analytisch gebruikt, om een concreet strafproces te typeren. Een strafproces is dan meer of minder accusatoir naarmate het meer trekken vertoont van het historische accusatoire proces. Zo zijn het Ned. en Belg. Wetboek van strafvordering wel gekarakteriseerd als ‘gematigd accusatoir’, o.m. omdat zij aan de overdachte verschillende rechten toekennen om zijn positie als procespartij tegenover de overheid te garanderen.