accorderen (akkorderen) - accorde'ren (akkorderen) [Fr. accorder] (accordeerde, heeft geaccordeerd):
1. overeenkomen, overeenstemmen;
2. met elkaar goed overweg kunnen;
3. toestaan;
4. een overeenkomst treffen, b. v. met een schuldenaar die niet kan betalen;
5.vergelijken (rekeningen);
6. welluidend samenklinken (van tonen);
7. schaduw en licht goed verdelen, eenheid en overeenstemming in zijn schilderijen brengen;
8. bijwerken van blokken natuursteen nadat ze in een bouwwerk gesteld zijn.