Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-12-2018

aberratie

betekenis & definitie

aberratie - aberra'tie [Lat. aberratio, afdwaling], afwijking, v. (-s), chromatische -, spreiding van de verschillende kleurelementen van het licht; sferische afwijking van het juiste beeld ten gevolge van de bolvorm der lenzen ; schijnbare verplaatsing der sterren ; — van het denkvermogen, afdwaling; aberratio ictus, afdwaling van de misdaad op een ander voorwerp, wanneer men b.v. op A wil schieten en B raakt.

NATUURKUNDE. Het verschijnsel dat lichtstralen, afkomstig van een lichtend punt, wanneer dit punt wordt afgebeeld door lens, lenzenstelsel of spiegel, bij uittreding niet exact in één punt (reëel beeldpunt) samenkomen, of niet exact uit één punt (virtueel beeldpunt) vandaan komen. afbeeldingsfouten, beeld.

ASTRONOMIE. Hier is aberratie het verschijnsel dat een hemellicht in een kijker in een ietsje verschoven positie wordt waargenomen doordat gedurende de tijd die het licht afkomstig van het hemellicht nodig heeft om de kijkerbuis te doorlopen, dezelfde buis ten gevolge van aardrotatie over een niet te verwaarlozen afstand is verplaatst. Beweegt de waarnemer zich juist in de richting der lichtstralen, hetzij naar het lichtende punt toe of er van af, dan is het bedrag der aberratie nul. De hoek, die het verschil van de schijnbare richting met de werkelijke richting aangeeft (bij loodrecht invallend licht), wordt aberratieconstante genoemd. De aberratie is vooral voor de sterrenkunde van belang; de aarde beweegt nl. met een snelheid van bijna 30 km/s in haar baan om de zon. Het gevolg hiervan is dat men van de aarde uit alle hemellichamen (tenminste die, welke zich niet toevallig juist in de bewegingsrichting der aarde bevinden) in een enigszins andere richting waarneemt dan ze zich werkelijk bevinden. Wanneer nu de aarde om de zon beweegt, waarbij de richting van de beweging steeds geleidelijk verandert, dan zal de ster op elk ogenblik schijnbaar verplaatst zijn, waarbij de richting der verplaatsing eveneens verandert, omdat deze volgens de gegeven verklaring direct met de richting der beweging van de waarnemer samenhangt. De ster voert dus schijnbaar een beweging uit. Nadere beschouwing leert dat deze schijnbaar door de ster beschreven baan een ellips is, waarvan de lange as (41") evenwijdig loopt aan het vlak van de aardbaan. Ligt de ster juist in een richting, loodrecht op de aardbaan, dan gaat die ellips in een cirkel (met een straal van 20'49") over; ligt de ster juist in het vlak van de aardbaan, dan ‘ontaardt’ de ellips in een in dat vlak gelegen recht lijntje van 41".

< >