abba - ab'ba [Aramees, vader; ook: mijn vader], m., profane aanspreektitel die door de eerste christenen ook jegens God gebezigd werd.
De Griekssprekende christenen namen het over. De Kopten ontleenden dit woord aan het Syrisch als aanduiding van monniken, bisschoppen en patriarchen. Het Ned. abt is ervan afgeleid.