aardpeer - aard'peer, v./m. (-peren), de knol van Helianthus tuberosus, een overblijvende ‘zonnebloem’.
De op een aardappel gelijkende knol is zoetig (bevat een suiker: inuline). Uit Brazilië afkomstig, in de 17e eeuw zeer veel in Engeland (Jerusalem artichoke), Frankrijk (topinambour) en Duitsland (Erdapfel) gekweekt, maar na de zege van de aardappel (19e eeuw) meestal nog slechts als varkens- of veevoer.