aardappelvezels - mv., ook: aardappelpulp, afvalproduct bij het winnen van zetmeel uit aardappelen (zie aardappelzetmeel).
Het gehalte aan droge stof wisselt bijzonder sterk, nl. van minder dan 10 tot meer dan 20 %. De droge stof bestaat voor 30-50 % uit zetmeel en voor de rest zeer overwegend uit ruwe celstof. Het gehalte aan eiwitstoffen en asbestanddelen is laag, terwijl er geen vet in voorkomt. Aardappelvezels vormen aanvankelijk een weinig smakelijk voeder, dat na gewenning voor melkkoeien en mestvee in aanmerking komt. Aardappelvezels worden ook wel in de weide bijgevoederd. Maximaal kan per dag per dier 30 kg worden vervoederd. Van gedroogde aardappelvezels loopt het gehalte aan ruwe celstof aanzienlijk uiteen, nl. van 15—30 % en in verband hiermee tevens de voederwaarde. Voederwaarde: a. natte aardappelvezels ZW 8,5; vre 0,5 %, b. gedroogde aardappelvezels ZW 64,5; vre 2,2 %, c. ingekuilde aardappelvezels ZW 11,3; vre 0,6 %.