aan'gezichtsverlamming, v., meestal eenzijdige verlamming van de zevende hersenzenuw.
Aangezichtsverlamming komt tamelijk vaak voor. De aangezichtsspieren verliezen hun beweeglijkheid, de patiënt is niet in staat het voorhoofd te rimpelen, het oog te sluiten, de tanden te laten zien, alles in zoverre dit de verlamde zijde betreft; hij kan niet blazen en bij het lachen blijft één zijde van het gelaat onbeweeglijk. De geïsoleerde aangezichtsverlamming komt voor bij overigens gezonde mensen en is vaak het gevolg van sterke afkoeling of een reumatische aandoening; verder kan zij het gevolg zijn van beschadiging van de betrokken zenuw bij operaties e.d., alsook van ontstekingsprocessen aangeschreven binnen in het gehoororgaan en in de schedelholte.
Vaak komt zij voor samen met verlamming van andere spieren, bij beschadiging van de hersenen.
In hoeverre al dan niet genezing intreedt, hangt geheel af van de vraag of sommige delen van de zenuw onherstelbaar beschadigd zijn. De behandeling richt zich naar de primaire oorzaak.