N.O.-Azië, Japan; 8 m.
Hoog opgroeiende klimmende heester met bruine, zwak kantige twijgen, spits-eivormige bladeren, lichtgele bloemen en scharlakenrode vruchten.
Bladeren 5-12 cm lang, bovenzijde glanzend donkergroen, kaal, onderzijde grijs-groen, zeer spaarzaam langs de nerven behaard, in het najaar geel verkleurend, top kort toegespitst, bladvoet wigvormig, bladrand getand; bladsteel 1,5-3 cm lang. Bloeit in Mei-Juni in okselstandige bundels meestal 2-3 bijeen; bloemen 12-15 mm in diameter, sterk ruikend, 5 meeldraden; vrucht 5-10 mm, scharlakenrood.