Tweebastwilg Europa, W.-Azië; 3-6 m.
Synoniem: S. triándra L..
Deze wilg komt veel in onze griendbossen voor; toch wordt hij ook wel als struik in grote groepen geplant; van oude exemplaren is de schors donkergrijs, onder de afschilferende bastlaag oranjekleurig. Bladeren aan beide zijden onbehaard, bovenzijde donkergroen, onderzijde lichtgroen of enigszins blauw, duidelijk netvormig geaderd, elliptisch, top spits of met korte punt, bladrand klierachtig gezaagd; steunblaadjes vrij groot, smal niervormig; ♂ bloemen met 3 meeldraden; ♀ bloemen met onbehaard vruchtbeginsel, korte stijl en even ingesneden stempel.
In het griendhout vindt men soms enkele afwijkingen, o.a. var. cóncolor WIMM. et GRAB., welke van de soort afwijkt doordat de bladeren aan de onder- en bovenzijde ongeveer gelijk van kleur zijn.