Gepubliceerd op 14-03-2019

Rósa watsoniána CRÉP

betekenis & definitie

O.-Azië; 2,5-3,5 m.

Synoniem: R. multiflóra var. watsoniána MATSUM..

De oorsprong van deze roos is niet met zekerheid bekend, zeer waarschijnlijk een toevallige speling van R. multiflóra en sedert lang in Japan in cultuur. In ieder geval is het een zeer interessante struik, direct opvallend door de smalle, lijn-lancetvormige blaadjes, die geheel gaafrandig zijn; bloemen zijn onopvallend, geven voorzover mij bekend geen zaad. Jonge twijgen dun, iets rankend, olijfbruin getint en geheel onbehaard, spaarzaam met haakvormige stekels bezet. Bladstelen zeer dun, blijvend klierachtig behaard; bladeren 3-6,5 cm lang, 3-5 mm breed, 3—5-tallig met tamelijk lang gesteelde blaadjes, bladvoet langzaam in de bladsteel overgaand, bij het uitlopen viltig behaard, later bovenzijde dof donkergroen, spaarzaam behaard of kaal, onderzijde blijvend behaard.

Bloeit in Juni-Juli met lichtrose bloemen in kleine tuilen, bij het afbloeien enigszins wit getint; deze tot ruim 1 cm in diameter; kelk en bloemstelen behaard; kroonbladen stomp toelopend; stijl kaal.

Watson’s roos is bij ons volkomen winterhard en hoewel de bloemen onopvallend zijn en ook geen bottels de plant sieren, is deze door zijn groeiwijze en bladvorm aan te bevelen voor kleine groepen of als alleenstaande struik.

< >