Alaska, Oregon, Utah; 2m.
Opgaand groeiende struik met geheel ongestekelde, soms borstelig behaarde jonge twijgen. Meerjarige twijgen bruinachtig, met scherpe platte stekels.
Bladeren 5-9-tallig, met klierachtig behaarde hoofdbladsteel; blaadjes 2-5 cm lang, eivormig-ovaal, meestal met stompe top en klierachtig gezaagde rand, bovenzijde iets glanzend donkergroen, kaal, onderzijde langs de hoofdnerf spaarzaam klierachtig behaard.
Bloeit Juni-Juli met enkelvoudige bloemen, in kleine tuilen of alleenstaand; bloemen 5-7 cm in diameter, rosé tot lichtrood; bottels 1,5-2 cm lang, oranje-rood.