N.-China; 3 m.
Een bij ons volkomen winterharde soort, die zeer veel wordt aangeplant, in grote groepen of als voorbeplanting, opvallend door de sierlijke, heldergroene bladeren, de mooie, donkerrode bloemen met gele meeldraden, die nimmer gelijk opengaan, zodat een meer opvolgende bloei plaats vindt, terwijl de talrijke, flesvormige bottels met blijvende, opstaande kelkslippen aan de struik sierlijk overhangen en zeer opvallend zijn.
Twijgen eerst groen, later bruin met lichtgele, bijna rechte stekels bezet zonder borstels; bladeren 7-13-tallig aan spaarzaam gestekelde en met gesteelde klieren bezette hoofdbladsteel; steunblaadjes aan de rand eveneens met gesteelde klieren; blaadjes 1,5-4 cm lang, eivormig-ovaal, meestal stomp toelopend, rand dicht, soms bijna dubbel gezaagd, bovenzijde heldergroen, kaal, onderzijde grijs-groen kaal of zeer spaarzaam langs de middennerf behaard;
blaadjes aan tot 3 mm lange stelen.
Bloeit in Juni met schotelvormige bloemen, aan korte, dunnebloemstelen, alleenstaand of 2-3 bijeen; bloemen tot 4 cm in diameter; bottels tot 5 cm lang, oranje-rood, flesvormig met vlezig vergroeide steel.
R.m. var. fargésii ROLFE, genoemd naar P. FARGES, zendeling in China; van de soort afwijkend door lichter getinte bladeren, de blaadjes iets korter gesteeld, lichter getinte, donkerrose bloemen en iets kleinere, helderrode bottels dicht met geklierde borstels bezet.
R.m. var. rósea REHD. et WILS., synoniem: R.holodónta STAPF, wijkt alleen van de soort af door iets kleinere rose bloemen met lichtrose centrum.
X R.higdownénsis HILLIER (moyésii X sweginzówii);
zeer rijkbloeiend met grote karmijnrode bloemen met licht centrum; bottels tot 7 cm lang, flesvormig, scharlakenrood, later bruin-rood.
„Hillier Rose” HILLIER (willmóttiae X moyésii); bloeit zeer rijk van begin Mei tot half Juni met grote donkerrode bloemen; veel intensiever rood getint dan bij R. moyésii.
„Maroon” HILLIER (sport van R.moyésii); bloeit in Mei-Juni met rood-bruine bloemen; bottels scharlakenrood.
