Gepubliceerd op 14-03-2019

Rósa hórrida FISCH

betekenis & definitie

Z.-Europa, Kl.-Azië; 0,60-1 m.

Synoniem: R.férox BIEB..

Zeer laag blijvende en gedrongen groeiende struik met sterk gestekelde twijgen, de stekels soms zeer groot en de twijgen vaak borstelig geklierd.

Bladeren 5-7-tallig met klierachtig gewimperde steunblaadjes aan spaarzaam gestekelde en geklierde hoofdbladsteel. Blaadjes tot 15 mm lang, breed-ovaal, top stomp toelopend, rand enkel gezaagd met brede, afstaande tanden, bovenzijde kaal, onderzijde met klieren bezet; zij blaadjes bijna zittend, top blaadje zeer kort gesteeld.

Bloeit Juni-Juli met kleine, witte bloemen aan zeer korte bloemstelen; bloemen 2-3,5 cm in diameter;

alleenstaand of weinige bijeen; bottels met stekels bezet, ruim 1 cm lang, scharlakenrood, met vroeg afvallende kelkslippen.

Rósa micrántha SM.

Kleinbloemige roos Europa, M.-Zeegebied; 1,5-2 m.

Synoniem: R.rubiginósa var. micrántha LINDL..

De kleinbloemige roos vormt een tamelijk hoge, opgaand groeiende struik met sterk afstaande en overhangende takken en twijgen, welke dicht bezet zijn met tamelijk grote, haakvormige stekels, die gewoonlijk gepaard onder de bladeren staan. Deze laatste zijn 5-7-tallig, de blaadjes breed-ovaal, kort gepunt, bladvoet afgerond, rand dubbel klierachtig gezaagd, bovenzijde donkergroen, kaal, onderzijde behaard en geklierd.

Bloeit in Juni met alleenstaande bloemen of in groepen van 4 bijeen, aan klierachtige bloemstelen met smalle schutbladen; bloemen 2-2,5 cm in diameter rose-rood naar wit afbloeiend; bottels eivormig, met teruggeslagen kelkslippen, vóór het rijp worden afvallend.

< >