O. N.-Amerika; 1 m.
Synoniem: R.parviflóra EHRH., R.virginiána var. húmilis C.S..
Deze soort wordt zeer vaak met de vorige soort verward en komt ten onrechte voor als R. lúcida. Evenals bij de vorige soort zijn de jonge scheuten soms zeer sterk borstelig gestekeld, terwijl de twijgen soms ook geheel onbestekeld zijn. Jammer is, dat deze soort veel worteluitlopers maakt, welke op grote afstand van de struik te voorschijn komen; deze struik zou anders voor het vormen van laagblijvende hagen goed gebruikt kunnen worden.
Bladeren 5-7-tallig met kleine steunblaadjes;
blaadjes 1-3,5 cm lang, elliptisch, puntig of soms stomp toelopend, scherp gezaagd, bovenzijde glanzend donkergroen, kaal, onderzijde grijs, spaarzaam behaard of bijna kaal.
Bloeit in Juli, soms nog Augustus-September met rose, meestal alleenstaande bloemen, bloemstelen met gesteelde klieren bezet; bloemen 4-5 cm in diameter;
bottels tot bijna 1 cm lang, helderrood.
