Korea, Japan; 0,50-2 m.
Synoniem: Rh.daúricum var. mucronulátum MAXIM..
Laagblijvend struikje met spaarzaam behaarde twijgen; bladeren 2-7 cm lang, elliptisch of lancetvormig, de top scherp toegespitst, aan de bladvoet puntig toelopend, zeer dun, aan beide zijden beschubd, vóór de winter afvallend. Bloemen lichtrose, vóór de bladontwikkeling, gewoonlijk 3-6 aan het einde der twijgen bijeen, doch elke bloem afzonderlijk staand;
bloemknopschubben gedurende de bloei blijvend;
kelk zeer kort dicht beschubd; bloemkroon aan de buitenzijde zacht behaard, 3-4 cm in diameter; meeldraden 10, aan de basis behaard; stijl glad, even lang als de meeldraden; vruchtbeginsel beschubd.