W.-China; 3 m.
Synoniem: Rh.metterníchii var. pentámerum MAXIM..
Bij ons een meer compact groeiende struik, doch breed uitgroeiend, kenbaar aan de langgesteelde lancetvormige bladeren; deze zijn 7-12 cm lang, 2-4 cm breed, aan 2-3 cm lange wollig behaarde bladstelen, rand iets ingerold, bovenzijde dof donkergroen, onderzijde lichtbruin viltig behaard.
Bloeit einde April met rose bloemen in 6-12-tallige eindstandige tuilen; bloemkroon 5-delig, trechtervormig, tot 6 cm in diameter; 10-12 meeldraden, korter dan de bloemkroon; helmdraden, evenals de stijl wit, geheel kaal, soms aan de basis iets behaard;
vruchtbeginsel kort grijs behaard, spaarzaam met klieren bezet.