O.N.-Amerika; 3 m.
In grote groepen als voorbeplanting of onder tamelijk veel licht doorlatende bomen is deze goed winterharde, Amerikaanse Rhododéndron een van de beste soorten; hij vormt een vrij breed uitgroeiende struik met lederachtige, glanzend donkergroene bladeren, in Mei-Juni zeer rijk bloeiend met goed gevormde, violet-rode bloemen in dichte, eindstandige, bijna bolvormige tuilen. Twijgen eerst spaarzaam behaard, spoedig kaal wordend; bladeren aan tot 3 cm lange bladstelen, 6-12 cm lang, elliptisch, meestal boven het midden het breedst, de onderzijde lichtgroen getint, geheel kaal. Bloemkroon 5-lobbig, 4-6 cm in diameter, violet-rood met olijfgroene vlekken, langer dan de grijsviltig behaarde bloemsteel; vruchtbeginsel viltig behaard.
Van de talrijke bij ons winterharde hybriden, ontstaan door onderlinge kruising van de soorten en vormen uit deze sectie, zijn de meest aanbevelenswaardige vormen opgenomen aan het einde van deze sectie, blz. 452.
Zij die een algemeen overzicht van alle hieruit ontstane hybriden wensen, raadplegen „Rhododendrons en Azalea’s” door Herman J. GROOTENDORST, uitgave van de Vereniging voor Boskoopse Culturen te Boskoop, 1954.
